Chassidische rabbijnen

Uitspraken van Chassidische rabbijnen, overgenomen uit Die Erzählungen der Chassidim, een verzameling chassidische vertellingen uit 1949, bijeengebracht door Martin Buber. Het chassidisme is een joods-mystieke stroming die voortkwam uit het leven en werk van Israël ben Eliëzer in de achttiende eeuw. Hieronder wordt steeds verwezen naar de betreffende rabbi, met daarachter de pagina uit de Nederlandse vertaling: Chassidische vertellingen, Kosmos-Z&K Uitgevers, Utrecht 2006.

U piekert of er een God is. Ik ben een dwaas en geloof.

Rabbi Israël ben Eliëzer (116)

Wee, de wereld is vol geweldige lichten en geheimen en de mens ontzegt ze de toegang tot zichzelf met zijn kleine hand.

Rabbi Israël ben Eliëzer (119)

Zo spreekt God: ‘Ik verstop mij, maar niemand wil mij zoeken’.

Rabbi Baruch (139)

De mens moet tot God roepen en Hem Vader noemen, tot Hij zijn Vader wordt.

Rabbi Dow Baer (145)

Het gaat er niet om op het kwaad los te slaan, maar zich terug te trekken op de goddelijke oerkracht en het vandaaruit te omsingelen en te buigen en in zijn tegendeel te veranderen.

Rabbi Abraham (155)

Er zijn geen woorden die op zichzelf ijdel zijn, en er zijn geen handelingen die op zichzelf ijdel zijn. Maar woorden en handelingen kunnen tot iets ijdels worden gemaakt, als men ze ijdel spreekt en ijdel doet.

Rabbi Pinchas (160)

Alle schepselen vernieuwen zich in de slaap, zelfs stenen en wateren. En als de mens zijn leven onafgebroken vernieuwen wil, moet hij, alvorens in te slapen, zijn gestalte afstropen en zijn blote ziel aan God bevelen: dan stijgt ze omhoog en ontvang een nieuw leven.

Rabbi Pinchas (161)

Bidden betekent zich aan God vastklemmen.

Rabbi Pinchas (163)

Laten wij God in de wereld trekken en alle leed zal gestild zijn.

Rabbi Pinchas (164)

Sinds ik mijn toorn gebroken heb, houd ik hem in mijn zak. Als ik hem nodig heb, haal ik hem tevoorschijn.

Rabbi Pinchas (165)

Wat men najaagt dat krijgt men niet; maar wat men geworden laat, dat vliegt op je af.

Rabbi Pinchas (167)

Groter is de kracht van degene die de berisping aanneemt dan die van degene die berispt.

Rabbi Pinchas (167)

Als je ziet dat iemand je haat en leed berokkent, moet je je vermannen om hem meer lief te hebben dan tevoren.

Rabbi Pinchas (167)

Een ongemeen kwaad is de afgemetenheid waarin iemand in de omgang met zijn medemensen doorlopend maten en gewichten hanteert.

Rabbi Pinchas (167)

Ook ik moet naar mijn woorden luisteren.

Rabbi Michaël (178)

Als iemand nederigheid zou willen beoefenen ter vervulling van een gebod, zou hij nooit tot ware nederigheid komen.

Rabbi Michaël (179)

Ook van de onwetende, ja zelfs van de boze, kunt ge inzicht verkrijgen hoe ge uw leven leiden moet.

Rabbi Michaël (181)

Zo moeten ook wij, een ieder naar zijn eigen geaardheid, in het licht van de Leer en van de dienst nieuwe wegen vinden en niet doen wat gedaan is, maar wat nog gedaan moet worden.

Rabbi Michaël (182)

Verbind je aan het gebed van de arme en je zult God aankleven.

Rabbi Michaël (184)

Mijn leven was daarin gezegend dat ik nooit iets nodig had, voordat ik het bezat.

Rabbi Michaël (189)

Bid voor uw vijanden dat het hun welga. En als jullie soms denken dat dit geen dienst aan God zou zijn: meer dan alle bidden is dit een dienst aan God.

Rabbi Michaël (190)

De neergang geschiedt terwille van de opgang.

Rabbi Nachum (206)

Gods eigenschap: goed doen gelijkelijk aan goeden en slechten.

Rabbi Nachum (207)

Laat ons wenen een vreugdevol wenen zijn.

Rabbi Sjmelke (218)

Hieraan zal ik weten dat Gij een welbehagen aan mij hebt: mijn vijand zal om mijnentwil geen kwaad overkomen.

Rabbi Sjmelke (220)